Kan het een tandje minder?
Soms moet je terug in de tijd om het heden vanuit een andere bril te bekijken. Toen ik in het grote klooster in st Pierre-de-Chartreuse las over Bruno, zag ik een parallel met onze tijd.
Terwijl in onze tijd economen, klimaatactivisten en beleidsmakers discussiëren over de grenzen aan groei, zie ik parallellen met een ogenschijnlijk totaal andere wereld: die van de kartuisers — een kloosterorde uit de elfde eeuw. Ik kwam op deze gedachte toen ik het klooster in Chartreuse bezocht
Zij leefden radicaal sober. Geen bezit, geen drukke gemeenschap, maar afzondering, stilte en gebed. Elke monnik had zijn eigen cel, zijn eigen groentetuin, zijn eigen ritme. Alles gericht op één doel: bevrijding van de onrust van het alledaagse, om ruimte te maken voor het wezenlijke. Voor hen was dat God. Maar ook wie niet gelooft, herkent misschien het verlangen naar rust, eenvoud en betekenis.
De hedendaagse degrowth-beweging — die pleit voor een economie die krimpt in plaats van groeit — is uiteraard seculier en politiek. Maar de onderliggende vraag is vergelijkbaar: wat is genoeg? Wanneer durven we te zeggen dat het méér niet meer bijdraagt aan het goede leven, maar het juist ondermijnt? De kartuisers gaven dat antwoord met hun voeten. Ze liepen weg uit de stad, uit de markt, uit de ambitie. Degrowth doet dat — als het eerlijk wordt doorleefd — op systeemniveau.
Beide stemmen stellen het dominante verhaal van hun tijd ter discussie. De kartuisers wezen het streven naar prestige, rijkdom en invloed af. Degrowth stelt het heilige geloof in economische groei ter discussie. Omdat ze geloven dat een andere manier van leven meer oplevert: verbondenheid, rust, duurzaamheid. In een tijd van klimaatverandering en soms grote ongelijkheid geen vreemde gedachtengang.
Tegelijkertijd wringt het. De kartuisers trokken zich terug in stilte. Hun keuze was persoonlijk, vrijwillig en zonder pretentie om de wereld te veranderen. Degrowth daarentegen is een politieke strijd. Het vraagt iets van de hele samenleving, iets waarvan ik me afvraag of dit democratisch realiseerbaar is. Daarnaast vraag ik me af wie daar uiteindelijk de prijs voor betaalt. Toch echt niet de superrijken, die vinden wel een ‘buitenland’ waar zij hun geld slim kunnen stallen. Ook niet de activist die vrijwillig voor zo’n leven kiest. Uiteindelijk betaalt de gewone man of vrouw met een gemiddeld inkomen. Die moet kleiner wonen, een auto delen, geen vlees meer eten en ga zo maar door. Niet uit vrije wil maar uit een heilig moeten.